8. Ik zie een poort wijd openstaan

Verzorgingshuizen streven er de laatste jaren naar om hun bewoners zo lang mogelijk 'binnen boord' te houden. Ook ons huis heeft een huiskamerproject met zorg op maat, waar net die tikkeltjes extra aandacht en begeleiding zijn, die ervoor zorgen dat mensen veel langer in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. In de zogenaamde huiskamers wordt het begrip verzorging opgerekt richting verpleeghuis. Het zijn eilandjes waar bewoners balanceren tussen zorg en verpleging. Als pastor maak ik op 'n middag kennis met het 'sub' en tref daar een stuk of vijftien vrouwen aan en één man, die tussen bedrijvige, maar vooral vriendelijke en geduldige verzorgsters zitten te wachten op de dingen die wel of niet gaan komen.


Temidden van het jachtige leven lijkt hier de tijd wat stil te staan. De verzorging zie ik tegen de klok aanwerken, terwijl de deelnemers aan het project het gevoel voor tijd verloren lijken. Er zijn er bij die geen idee meer hebben van trouwjaar of aantallen kinderen. Gesprekken stokken meestal gauw. Er blijft immers weinig te vertellen over. Het leven vloeit tussen de vingers weg en de betrekkelijkheid van alles is zichtbaar en tastbaar. Het boek is bijna dicht. Daarom is het een prima gedachte om te proberen in hetzelfde huis ook het laatste hoofdstuk te schrijven.


Daarbij zijn er telkens hartverwarmende momenten te noteren, die het werken op deze afdeling meer dan de moeite waard maken voor iedereen die ermee te maken heeft. Ik raak in gesprek met een zesennegentig plusser uit het jaar 1900, het jaar nul dus. Ze kan nog opvallend goed haar mondje roeren. Daar ging je vroeger vast niet mee kuieren. Ze praat in cirkeltjes en honderduit. Daarbij demonstreert ze een niet stuk te krijgen energie. 'Ze moeten me doodslaan, anders ga ik niet. Nee, niet met deze stok, die is om schuldeisers van me vandaan te houden. Bent u pastor? Hou oud bent u? Preekt u dikwijls? Waar is uw kerk? Hebt u geen eigen gemeente? Bent u katholiek? Ik ben Nederlands Hervormd. Kent u dominee van den Bosch? Die trok altijd volle kerken. Bent u getrouwd? Hoe oud bent u? Preekt u dikwijls?' Ze valt in herhalingen, maar mag het als je over twee maanden zevenennegentig wordt?


'Vroeger speelde ik veel piano. Kent u het lied:

<Ik zie een poort wijd openstaan, waardoor het licht kan stromen. Van 't kruis waar ik vrijelijk heen kan gaan, om vrede te bekomen.>?' Ik val zingend in: <Genade Gods, zo rijk en vrij, die poort staat open ook voor mij! Voor mij, voor mij! Staat open ook voor mij!> 'Hé, u kent het echt. Leuk zeg!'


Zuster Tineke loopt de hele tijd bedrijvig rond en probeert links en rechts nog wat boterhammen, thee en melk te slijten. Ze moedigt haar mensen vriendelijk aan om goed te eten. Je kunt zien dat hier de klant nog koning is. Als wat later de boterhammen erin zitten, vraagt Tineke aan de vrouw waarmee ik in gesprek ben of ze misschien hardop wil danken. Meteen brandt ze los: '<O Heer, wij danken U van harte, voor nooddruft en voor overvloed. Waar menig mens eet brood der smarten, hebt Gij ons mild en wel gevoed. Doch geef dat onze ziele niet, aan dit vergankelijk leven kleve, maar alles doet wat Gij gebiedt en eindelijk eeuwig bij U leve. In Uw naams wille. Amen>'


Het komt er zonder haperen, luid en duidelijk uit, alsof ze het zojuist op de zondagsschool geleerd heeft. Onder het natafelen vraag ik: 'Kent u nog meer gebeden uit uw hoofd, mevrouw?' 'Jawel, de twaalf artikelen en het avondgebed,’ is haar antwoord. 'Wilt u dat avondgebed voor me opzeggen?,’ vraag ik.


Meteen word ik op mijn wenken bediend, want alle twaalf artikelen van het geloof komen er in rap tempo foutloos uit en ze vervolgt met het avondgebed: <O Heer, nu ga ik liggen slapen; Gij zijt mijn trouwe God, ik ga mij thans op U verlaten; en als mij de bittere dood al overkomen zal, zo beveel ik U mijne geest. Als mijn mond niet meer kan spreken en mijn hart niet meer kan breken, zullen mijn ogen zich tot U wenden. O Heer, sta mij bij in deze laatste nood, als ik moet sterven de bittere dood. Zo Gij mij eerst het leven gaf, zo neem ook mijne zonden af. In Uws naams wille. Amen>.


'Waarom schrijft u dat allemaal op?' 'Nou, 't is toch heel bijzonder, dat u dat nog zo goed weet! Het lijkt me fijn om het te laten afdrukken in het maandblad,’ zeg ik. 'Zou dat de mensen aanspreken, denkt u?' 'Ik geloof het zeker,’ antwoord ik. 'Het jaar nul was immers uw geboortejaar en dat was vast een heel goed jaar, want u bent nog steeds een sterke vrouw, die voorlopig nog niet stuk te krijgen is. U doet het hier in de groep nog buitengewoon goed, merk ik.' 'Misschien hebt u wel gelijk,’ beaamt ze wat aarzelend. Ik vervolg: 'Straks kan iedereen het in het maandblad lezen. Wie weet hoeveel mensen u er nog mee bemoedigt.' 'Dat zou fijn zijn,’ zegt ze, terwijl ze me blij en tegelijk doordringend aankijkt.


In januari 2000 wordt ze Deo volente, zo de Here wil, honderd jaar. Het lijkt haast vanzelfsprekend dat ze dan nog op het 'sub' zal zijn. Maar het zal alleen favente Deo zijn d.w.z. door de gunst van God.


En dat weet deze krasse vrouw als geen ander. In geloof ziet ze elke dag <de poort wijd openstaan>, ook voor haar!


[In haar honderdste geboortejaar, op 1 maart 1999, ging ze vol overgave en vredig naar haar Heer en Heiland en memoreerden we deze unieke belevenis in onze afscheidstoespraak.]




 
Gemaakt op een Mac Stuur mij e-mail